Schurman, Anna Maria van (1607-1678)

 
English | Nederlands

SCHURMAN, Anna Maria van (geb. Keulen 5-11-1607 – gest. Wieuwerd, Friesland, 14-5-1678), geleerde, dichteres en kunstenares. Dochter van Frederik van Schurman (1564-1623) en Eva von Harff de Dreiborn (gest. 1637). Anna Maria van Schurman bleef ongehuwd.

Anna Maria van Schurman stamt uit een van oorsprong Antwerpse familie. Als calvinisten hadden haar grootouders van vaders kant tijdens het bewind van de hertog van Alva die stad moeten verlaten. Via Frankfurt am Main belandde de familie in 1593 in Keulen, waar zij zich bij de gereformeerde gemeente ‘onder het kruis’ kon aansluiten. Hier werd op 5 november 1602 het huwelijk van de ouders voltrokken en werden ook de vier kinderen geboren: Hendrik-Frederik (ca. 1603-1632), Johan Godschalk (ca. 1605-1664), Anna Maria en Willem (ca. 1610-1615).

Jeugdjaren

In 1615 verhuisde de familie Van Schurman naar Utrecht, waar Anna Maria het grootste deel van haar leven zou blijven wonen. Het gezin betrok een huurhuis aan de noordwestzijde van het Domkerkhof. Er zijn aanwijzingen dat Frederik van Schurman rond 1621 in of bij Den Haag gevestigd was en dat hij, al dan niet beroepshalve, connecties onderhield met het hof. Vast staat dat het gezin in 1622 in elk geval weer in Utrecht woonde.

Dankbaar blikte Van Schurman later terug op de opvoeding die haar ouders haar gegeven hadden: ‘Aan hen moet ik dit getrouwe getuigenis geven dat zij haar kinderen niet alleen in de menselijke letteren, maar ook in de godvruchtigheid, zo ver die bij hen bekend was, hebben gezocht op te kweken [: op te voeden], en dat zo ernstig en naarstig, dat […] zij ons van kindsaf door een [voor]treffelijk Huismeester [lieten] onderwijzen, ook met zulke voortgang dat ik, een kind zijnde van drie jaren (hetwelk mij daarna verhaald is) het Duits lezen, en ook een gedeelte van de Catechismus uit het hoofd opzeggen kon’ (Van Schurman, Eucleria, 20).

Anna Maria bleek een getalenteerd kind: zij kon tekenen, boetseren, papierknipsels vervaardigen en gedichten schrijven. Haar vader besloot uiteindelijk haar zelf te onderwijzen. Zij leerde van hem diverse talen en ontwikkelde een duidelijke belangstelling voor theologie, geschiedenis, aardrijkskunde en wiskunde. Om haar in de gelegenheid te stellen haar kunstzinnige talenten te ontplooien, besloot hij haar lessen te laten volgen bij Magdalena van de Passe, de dochter van de bekende Utrechtse graveur Crispijn van de Passe. Van haar leerde Van Schurman zowel de graveernaald als het krijt hanteren.

In 1623 vertrok het gezin naar Franeker, waar Johan Godschalk geneeskunde zou gaan studeren en Frederik van Schurman de colleges van de puriteinse hoogleraar William Ames (Amesius) wilde volgen. Het gezin vestigde zich in het Martenahuis in de Voorstraat, waar Frederik van Schurman nog in hetzelfde jaar overleed. Om Johan Godschalk in de gelegenheid te stellen zijn studie te vervolgen, bleef de weduwe Van Schurman voorlopig in Franeker wonen. Pas in 1626 zou zij met haar kinderen terugkeren naar Utrecht. Daar kocht zij in 1629 het huis De Lootse op de hoek van het Domkerkhof en de Poelenburchsteeg (thans Voetiusstraat).

Kunst en wetenschap

Al rond 1620 had Anna Roemer Visscher de artistieke kwaliteiten van de toen dertienjarige Anna Maria van Schurman bezongen: ‘Zijt gegroet, ô jonge Bloem, van wiens kennis dat ik roem, Die ik acht en’ die ik minne, Die ik hou voor mijn vriendinne’ (gecit. Van der Stighelen, 13). Mogelijk was dichter/raadpensionaris Jacob Cats degene geweest die de vrouwen met elkaar in contact gebracht had. Van Schurman zelf maakte als veertienjarige een Latijns lofdicht op Cats. Uit een Latijns briefje dat zij hem in 1622 schreef, blijkt dat hij haar thuis bezocht had en belangstelling had getoond voor haar letteroefeningen. Van Schurman, die zichzelf in deze brief betitelde als ‘een zich onlangs eerst aan de letteren toegewijd meisje’, bedankte hem voor zijn bereidwilligheid om haar enige roem te bezorgen.

Dankzij haar broer Johan Godschalk raakte Anna Maria van Schurman na 1623 nauwer betrokken bij het intellectuele leven in de Republiek. Hij nam na de dood van vader Frederik van Schurman de zorg op zich voor de letterkundige en theologische vorming van zijn zuster, zo blijkt uit zijn correspondentie met Caspar Barlaeus.

In 1631 zocht Van Schurman uit eigen beweging contact met de theoloog André Rivet, die een jaar later benoemd zou worden tot gouverneur van de jonge prins Willem van Oranje Nassau. De correspondentie met Rivet resulteerde in november 1637 in een debat over de vraag of het de christelijke vrouw paste om te studeren. In aansluiting op deze discussie schreef Van Schurman in 1638 haar Dissertatio de ingenii muliebris ad doctrinam & meliores litteras aptitudine (een verhandeling over de geschiktheid van de vrouwelijke geest voor de wetenschap en de letteren). Hierin verdedigde Van Schurman de stelling dat ‘vrouwen die door vrije tijd en andere hulpmiddelen bij uitstek toegerust zijn om wetenschap te beoefenen’, kunnen en moeten studeren (Van Schurman, Verhandeling, 70). Voor haar gold dat deze wetenschapsbeoefening vooral gericht diende te zijn op een beter begrip van de bijbel en op de godgeleerdheid. In dat licht moet ook haar eigen talenstudie worden gezien. Naast Frans, Hoogduits, en Engels leerde zij Grieks, Latijn, Hebreeuws, Chaldeeuws, Arabisch, Syrisch en Ethiopisch.

Van groot belang voor Van Schurmans intellectuele en godsdienstige ontwikkeling was het contact met haar buurman Gisbertus Voetius. Deze hoogleraar theologie en Oosterse talen, tevens predikant van de Utrechtse gereformeerde gemeente, stond haar toe zijn colleges te volgen vanuit een soort afgeschermde loge, zodat zij onzichtbaar was voor haar mannelijke medestudenten. Op dezelfde manier volgde zij tevens colleges in de letteren en de geneeskunde.

Hiernaast beoefende Van Schurman ook de beeldende kunsten. In haar huis had zij zelfs een aparte ‘konst-kamer’ ingericht. Zij legde zich toe op de portretkunst en portretteerde niet alleen familieleden en vrienden maar ook zichzelf. Als portrettiste maakte Van Schurman bij voorkeur miniaturen, waarvoor zij maar liefst acht verschillende, ten dele traditionele en ten dele moderne technieken gebruikte – olieverf, gouache, potlood, pastelkrijt, was, bukshout, ivoor en de graveernaald. Het in pastel uitgevoerde zelfportret dat Van Schurman in 1640 vervaardigde, is voorzover bekend de eerste pasteltekening van Noord-Nederlandse origine. Ook bekwaamde Van Schurman zich in een aantal technieken die rond het midden van de zeventiende eeuw in de Nederlandse Republiek populair waren in kringen van ‘gegoede dochters’. Hiertoe behoorden de schaar- of knipkunst en de kalligrafie, die kon worden uitgevoerd op perkament, papier of glazen.

Roem

Tussen 1626 en 1636 verwierf Anna Maria van Schurman zich een plaats in de literaire en geleerde kringen van de Republiek. Dat zal in belangrijke mate te danken zijn geweest aan haar contacten met Cats. In Houwelijck (1625) droeg hij enkele verzen aan haar op en prees hij ‘Schuermans’ als een uitzonderlijke vrouw: ‘u juweel, eerst onlangs opgerezen, Van wiens geleerde jeugd en uitgelezen pen, De steden aan de Rijn en ik getuige ben’ (gecit. Van Schurman, Verbastert christendom, 50). Deze lof moet haar naamsbekendheid in de literaire kringen van de Republiek vergroot hebben en resulteerde in briefwisselingen met de dichters Revius, Heinsius, Barlaeus en Constantijn Huygens. Op voorspraak van Voetius werd Van Schurman in 1636 uitgenodigd een lofzang te schrijven op de Utrechtse Hogeschool. In dit Latijnse gedicht, dat in druk verscheen, wees zij op de uitsluiting van vrouwen aan de universiteit. De publicatie vergrootte haar internationale bekendheid aanzienlijk.

In 1641, verscheen mede dankzij bemiddeling van de Dordtse arts Johan van Beverwijck, Van Schurmans Dissertatio in druk. De uitgave van haar pleidooi voor het recht van de christelijke vrouw op studie leidde ertoe dat geleerde vrouwen uit verschillende Europese landen contact zochten met de Utrechtse ‘Minerva’. Een deel van deze correspondentie is met instemming van Van Schurman gepubliceerd. Hieruit blijkt dat Bathsua Makin, Marie du Moulin, Anne de Rohan en Anne de Merveil met haar in verbinding stonden. Zelf was Van Schurman eerder al in correspondentie getreden met Marie le Jars de Gournay, die in 1622 de gelijkheid van man en vrouw had verdedigd in haar De l'égalité des hommes et des femmes. Ook correspondeerde zij met de Iers-Engelse lady Dorothy Moore en met Elisabeth van de Palts, de dochter van de Winterkoning.

In en buiten de Republiek der Verenigde Nederlanden werd Van Schurmans eruditie in talloze gedichten en lofzangen geprezen. Haar internationale bekendheid zal de vraag naar herdrukken en vertalingen van haar werk gestimuleerd hebben. In Frankrijk verscheen in 1646 een door Guillaume Colletet verzorgde Franse uitgave van de al eerder gepubliceerde gedeelten uit Van Schurmans correspondentie met Rivet, getiteld Question celebre. S’il est necessaire, ou non, que les filles soient sçavantes. In 1648 verscheen een tweede werk van Van Schurman in druk, getiteld Opuscula (letterlijk ‘Werkjes’) Hebraea Graeca Latina et Gallica prosaica et metrica. Hierin waren haar Dissertatio, De vitae termino en een selectie uit haar brieven en gedichten opgenomen. Van deze uitgave verschenen in respectievelijk 1650 en 1652 nog een tweede en een gedeeltelijk herziene derde druk. In 1659 zag ten slotte een Engelse editie van haar Dissertatio het licht onder de titel The learned maid; or, whether a maid may be a scholar.

Een teruggetrokken bestaan

Anna Maria van Schurman bleef ongehuwd. Dat was naar haar eigen zeggen een bewuste keuze. Dankzij het familiekapitaal waarover zij beschikte, hoefde zij niet te werken om in haar onderhoud te voorzien. Na de dood van haar moeder in 1637 nam Van Schurmans huiselijk leven echter geleidelijk aan een andere wending. Zij kreeg twee oude tantes te verzorgen, Sybilla (ca. 1574-1661) en Agnes von Harff (ca. 1572-1661). Daardoor kwam zij, eveneens naar eigen zeggen, steeds minder toe aan de beoefening van wetenschap en kunsten en was zij niet langer in staat haar contacten te onderhouden. Begin 1653 vertrok Van Schurman met de beide tantes en haar broer Johan Godschalk naar haar geboortestad Keulen om familiebezit dat hen onrechtmatig ontnomen was, terug te vorderen. Pas in augustus 1654 keerden zij terug naar de stad die Van Schurman zo na aan het hart lag: ‘O Utrecht, lieve Stad, hoe zoud ik U vergeten’ luiden de eerste regels van een gedicht dat zij uit Keulen aan een Utrechtse vriendin stuurde.

Kerkelijke twisten in Utrecht waren aanleiding om opnieuw de stad te verlaten. In 1660 vestigden Anna Maria en Johan Godschalk van Schurman zich met de beide tantes en twee dienstbodes in Lexmond (ten zuiden van Utrecht), waar zij gedurende twee jaar een zeer teruggetrokken leven leidden. Hier stierven de hoogbejaarde tantes in 1661 kort na elkaar. Anna Maria van Schurman keerde terug naar Utrecht en kwam kort daarna via Johan Godschalk in contact met de Geneefse prediker Jean de Labadie. Zijn ideeën over een kerk van louter wedergeborenen spraken haar bijzonder aan. Nadat De Labadie in 1666 in de Waalse gemeente te Middelburg was beroepen, reisde zij regelmatig met enkele vriendinnen naar Zeeland om zijn godsdienstoefeningen bij te wonen.

Aansluiting bij de labadisten

De levenswijze die De Labadie voorstond en zijn kerkopvatting betekenden voor Van Schurman de vervulling van haar eigen geloofsidealen: een zuiver leven vanuit het geloof in Jezus Christus en distantiëring van de ongelovigen en ‘naam-christenen’ om ‘besmetting’ te voorkomen. Toen De Labadie in 1669 de gereformeerde kerk de rug toekeerde, sloot zij zich als een van de eersten aan bij zijn separatistische huisgemeente in Amsterdam. Tevergeefs deed de Utrechtse kerkenraad per brief een beroep op het ooit zo beroemde lidmaat terug te keren naar de gereformeerde kerk. Ook de scherpe kritiek van haar geleerde en letterkundige vrienden op haar keuze legde Van Schurman naast zich neer.

Met de labadisten vertrok Anna Maria van Schurman in 1670 naar Herford in Westfalen, waar een vroegere vriendin van haar, prinses Elisabeth van de Palts, de groep onderdak bood. Twee jaar later vestigde het ‘huisgezin’ zich in Altona bij Hamburg. In 1675 volgde ten slotte de verhuizing naar Walta-state in het Friese Wieuwerd, waar de toen zeventigjarige Van Schurman op 14 mei 1678 overleed. Overeenkomstig haar laatste wilsbeschikking werd zij in alle eenvoud op het kerkhof van Wieuwerd begraven.

Vrome geleerdheid

Anna Maria van Schurman was de laatste jaren van haar leven vanwege haar hoge leeftijd vrijgesteld van huishoudelijke arbeid. Zij sleet haar dagen in een soort rolstoel te midden van geloofsgenoten. Dat zij na haar aansluiting bij de labadisten de beoefening van kunst en wetenschap niet volledig had opgegeven, bewijzen de miniatuurportretjes die zij van Jean de Labadie maakte, haar brieven en haar Eucleria, seu melioris partis electio (1673).

In haar Eucleria, dat autobiografie en filosofisch en theologisch traktaat ineen is, verdedigt Van Schurman haar keuze voor De Labadie. Nu ging het haar erom dat haar uitspraken gewicht hadden omdat zij godgeleerd waren. Geleerdheid en vroomheid zijn dus tot het einde toe Van Schurmans leven en werk blijven bepalen, al wisselden de accenten die zijzelf legde.

Internationaal gezien had de publicatie van de Eucleria nauwelijks repercussies voor Van Schurmans reputatie als geleerde vrouw. Weliswaar was de uitgave van haar werk voor de lutherse piëtisten in Frankfurt am Main reden om zich met haar en de labadisten in verbinding te stellen, maar in de Franse en Engelse intellectuele kringen was de belangstelling voor Van Schurman toen al weggeëbd. De publicatie van haar Eucleria veranderde daar niets meer aan.

Van Schurman liet haar bezit grotendeels na aan de labadistengemeente. Vrijwel haar hele bibliotheek, het huis in Utrecht, haar meubelen en twee rentebrieven had zij al eerder te gelde gemaakt.

Reputatie

Van Schurman als kunstenares bleef ook na haar dood beroemd. Dat was te danken aan Arnold van Houbraken, die haar een plaats toebedeelde in De groote schouburgh der Nederlantsche konstschilders en schilderessen (1718). Voor haar geleerdheid was er daarentegen steeds minder aandacht. Al in de achttiende eeuw verschoof de aandacht van haar opmerkelijke getalenteerdheid naar haar deugdzame eigenschappen. In de negentiende eeuw zette die tendens door en kreeg Van Schurman vooral lof toegezwaaid vanwege haar zedigheid en bescheidenheid. In Nutskringen werd zij weliswaar als de bekendste vrouw uit de Nederlandse geschiedenis naar voren gehaald, maar alleen vanwege haar rolmodel als vrouw die innerlijke beschaving nastreefde. Opmerkelijk is dat haar vriendschappen met mannen regelmatig aanleiding gaven tot speculaties. Zo zou Cats haar op veertienjarige leeftijd ten huwelijk hebben gevraagd en zou zij na haar aansluiting bij de labadisten met De Labadie in het huwelijk zijn getreden.

In 1853 verscheen de eerste serieuze monografie over Van Schurman van de hand van G.D.J. Schotel. Hij vestigde de aandacht op haar veelzijdigheid als ‘beoefenares’ van de schone kunsten, de taalkunde, de dichtkunst en de wetenschappen. Bovenal prees hij haar om haar ‘levende vroomheid’. Pas in de eerste helft van de twintigste eeuw ontstond er voor het eerst weer belangstelling voor haar geleerdheid en haar pleidooi voor het recht van de vrouw op studie. In 1978 werd de herdenking van haar sterfdag aangegrepen om haar leven en werk onder de aandacht te brengen van een breder publiek. Dat leidde tot tentoonstellingen van haar kunstwerken, de uitgifte van een postzegel, de herdruk van Eucleria, de uitzending van een docudrama op televisie en de verschijning van een historische roman, Het grote geheim van Anna Maria van Schuurman.

Een gevelsteen in het Utrechtse pand aan Achter de Dom (nr. 8) herinnert thans nog aan de plaats waar eertijds het huis van de familie Van Schurman stond, en waar zoveel geleerden uit heel Europa de ‘Utrechtse Pallas’ en haar kunstwerken aanschouwd en bewonderd hebben. Enkele van die kunstwerken zijn thans nog te zien in Museum Martena te Franeker.

Naslagwerken

Van der Aa; Basse; BLGNP; DWA; Houbraken; Immerzeel; Kobus/De Rivecourt; Kok; Kramm; Lauwerkrans; NNBW; Paquot; Utrechtse Biografieën; Verwoert; Wurzbach.

Archivalia

  • Handschriftencollecties: Koninklijke Bibliotheek, Den Haag; Universiteitsbibliotheek Utrecht; Tresoar, Leeuwarden; Museum ’t Coopmanshûs, Franeker.
  • Nationaal Archief, Den Haag: Archief Collot d’Escury.
  • Het Utrechts Archief: Notarieel archief.
  • Bibliothèque Municipale, Lille: zie voor de verwijzingen De Baar e.a. red., Anna Maria van Schurman (1992) 184.
  • Universiteitsbibliotheek Amsterdam (UvA), Handschriftencollectie: 16 Ag: (brief van Marie du Moulin, Breda z.j.).
  • Universiteitsbibliotheek Bazel: G2 II 33 (brieven van Anna Maria van Schurman aan Johann Jakob Schütz).

Publicaties en kunstwerken

Voor een overzicht van haar publicaties, zie ‘Gedrukte werken Anna Maria van Schurman’, in: De Baar e.a. red., Anna Maria van Schurman (1992) 184-185. Voor een overzicht van Schurmans kunstwerken, zie Van der Stighelen (1987) 260-279. Haar belangrijkste geschriften:

  • Anna Maria van Schurman, Eucleria, of uitkiezing van het beste deel [1684], reprografische herdruk, S. van der Linde ed. (Leeuwarden 1978).
  • Verbastert christendom. Nederlandse gedichten van Anna Maria van Schurman (1607-1678), Pieta van Beek ed. (Houten 1993).
  • Anna Maria van Schurman, Verhandeling over de aanleg van vrouwen voor de wetenschap (Groningen 1996) [oorspr. verschenen in het Latijn in 1641, uit het Latijn vertaald door Renée ter Haar].
  • Anna Maria van Schurman, Whether a christian woman should be educated and other writings from her intellectual circle, Joyce L. Irwin ed. (Chicago/Londen 1998).
  • Anna Maria van Schurman, Opuscula Hebraea, Graeca, Latina, Gallica, prosaica et metrica (Utrecht 1652) op: http://www.uni-mannheim.de/mateo/desbillons/opus.html.
  • Anne Marie de Schurman, femme savante, 1607-1678: correspondance, Constant Venesoen ed. (Parijs 2004).

Literatuur

  • G.D.J. Schotel, Anna Maria van Schurman (’s-Hertogenbosch 1853).
  • Una Birch, Anna Maria van Schurman: artist, scholar, saint (Londen 1909).
  • A.M.H. Douma, Anna Maria van Schurman en de studie der vrouw (Amsterdam 1924).
  • Joyce Irwin, ‘Anna Maria van Schurman: from feminism to pietism’, Church History 46 (1977) 48-62.
  • Dieuwke Winsemius, Het grote geheim van Anna Maria van Schuurman (Kampen 1977) [historische roman].
  • Katlijne van der Stighelen, Anna Maria van Schurman (1607-1678) of ‘Hoe hooge dat een maeght kan in de konsten stijgen’ (Leuven 1987) [uitvoerige en goed gedocumenteerde levensschets].
  • Mirjam de Baar e.a. red., Anna Maria van Schurman (1607-1678), een uitzonderlijk geleerde vrouw (Zutphen 1992) [in het Engels vertaald als Choosing the better part. Anna Maria van Schurman (1607-1678) (Dordrecht etc. 1996), en verbeterde versie op internet.
  • A. Agnes Sneller, ‘Tijdgenoten over Anna Maria van Schurman (1607-1678)’ en ‘Anna Maria van Schurman’, in: Idem, Met man en macht. Analyse en interpretatie van teksten van en over vrouwen in de vroegmoderne tijd (Kampen 1996) 59-115, 117-151.
  • Pieta van Beek, Klein werk: de Opuscula Hebraea Graeca Latina et Gallica, prosaica et metrica van Anna Maria van Schurman (1607-1678) (1997). URL: www.dbnl.org.
  • Pieta van Beek, ‘“Alpha Virginum”: Anna Maria van Schurman’, in: L.J. Churchill e.a. red., Women writing Latin from Roman antiquity to early modern Europe, deel 3 (New York-London 2002) 271-293.
  • Mirjam de Baar, ‘“God has chosen you to be a crown of glory for all women!”. Anna Maria van Schurman’s international network of learned women’, in: S. van Dijk e.a. red., ‘I have heard about you’. Foreign women’s writing crossing Dutch borders (Hilversum 2004) 108-135.
  • Pieta van Beek, De eerste studente: Anna Maria van Schurman 1636 (Utrecht 2004).
  • Jane Stevenson, Women Latin poets: language, gender and authority from Antiquity to the eighteenth century (Oxford 2005) 348-352.
  • Mirjam de Baar, ‘Anna Maria van Schurman: gereformeerde heilige en icoon van feminisme?’, in: Joris van Eijnatten, Fred van Lieburg en Hans de Waardt red., Heiligen of helden. Opstellen voor Willem Frijhoff (Amsterdam 2007) 215-228.
  • Pieta van Beek, ‘Liever een maagd dan een weduwe: twee erotische gedichten op naam van Anna Maria van Schurman (1607-1678)’, Tydskrif vir Geesteswetenscappe 49 (2009) 333-349.
  • Pieta van Beek,  ‘Habent sua fata libelli”: the adventures and influence of Anna Maria van Schurman’s work in Scandinavia’, in: Astrid Steiner-Weber red., Acta Conventus Neo–Latini Upsaliensis, deel 1 (Leiden-Boston 2012) 199-209.

Een documentaire over Anna Maria van Schurman is te beluisteren op: www.geschiedenis.vpro.nl.

Illustratie

Zelfportret, tekening met pastelkrijt, gesigneerd en gedateerd aan achterzijde, 29 juni 1640 (Museum Martena, Franeker).

Auteur

Mirjam de Baar

Biografienummer in 1001 Vrouwen: 246

laatst gewijzigd: 13/01/2014

De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.